Deel 12

Een dubbel zelf


 Niet alle kinderen kunnen de werkelijkheid veranderen door middel van dissociatie, in ieder geval kun je er niet altijd op vertrouwen. Wanneer het onmogelijk is de realiteit van de mishandeling te vermijden, moet het kind een zingevingssysteem bedenken dat de mishandeling rechtvaardigt. Het kind komt onvermijdelijk tot de conclusie dat haar aangeboren slechtheid de oorzaak is. Aan deze verklaring wordt hardnekkig vast gehouden. Als het kind immers slecht is, zijn de ouders goed, zodoende houdt het kind een gevoel van zinvolheid, hoop en macht in stand. Daarnaast biedt het een kind enige (denkbeeldige) controle; als zij/hij maar genoeg haar best doet om goed te zijn……

 Zelfverwijt is een normaal element in het denken van jonge kinderen, die het zelf als referentiepunt hanteren. (wordt ook aangetroffen bij kinderen van gescheiden ouders). Ook is het een onderdeel van het denkproces van getraumatiseerde mensen, ongeacht hun leeftijd, door middel van tekortkomingen in hun eigen gedrag proberen het geheel wat hun is overkomen, te begrijpen. Bij langdurige mishandeling wordt dit zelfverwijt niet gecorrigeerd door tijd of ervaring, maar integendeel, voortdurend versterkt. 

 Ouders gebruiken het mishandelde kind vaak als zondebok en praten zo hun eigen misdaden goed. Zelfs bij incidentele gevallen, zoals verkrachting, wordt door de dader regelmatig geprobeerd, de verantwoordelijkheid af te schuiven op het slachtoffer. (ze was sexy gekleed, te laat nog alleen op straat of ze vroeg erom) Ook slachtoffers twijfelen soms en denken dat ze niet duidelijk zijn geweest, of niet op de koffie hadden moeten gaan, of harder hadden moeten vechten.

Een voorbeeld van een kind dat tot zondebok  werd gemaakt:

 "Ik ben naar mijn moeder vernoemd. 
Ze moest trouwen omdat ze zwanger was van mij. 
Ze liep weg toen ik twee was. Ik ben grootgebracht door de ouders van mijn vader. 
Ik heb nooit een foto van haar gezien, maar ze zeiden dat ik sprekend op haar leek, dat ik wel net zo’n sloerie en slet zou worden als zij. 
Toen mijn vader mij begon te verkrachten, zei hij: “Daar heb je al een hele tijd om gevraagd en nou is het dan zo ver.”

 Gevoelens van woede en de fantasie over wraakneming, zijn een normale reactie op mishandeling. Ook mishandelde kinderen zijn vaak driftig en soms agressief. Het ontbreekt hun dikwijls aan verbale en sociale vaardigheden voor het oplossen van conflicten en hun benadering van problemen gaat gepaard met de verwachting van een vijandige aanval. Deze boosheid versterkt het kind weer in het geloof dat zij/hij slecht is. Vaak zijn deze kinderen geneigd de dader te ontzien (uit angst) en zich ten onrechte af te reageren op mensen die daartoe geen aanleiding geven, wat het geloof in eigen slechtheid nog meer versterkt.

 Deel moeten nemen aan seksuele activiteiten is ook een reden om te geloven in de eigen verdorvenheid en zo krijg je een opeenstapeling van versterkende krachten, met een heel negatief zelfbeeld en zelfverwijt als gevolg. Zoals eerder al beschreven is het getuige zijn, of het medeplichtig gemaakt worden de ergste vorm, die deze vicieuze cirkel compleet maakt. Soms offeren ze zichzelf op, in de hoop dat hun broertje of zusje gespaard blijft (doch die beslissing is nog altijd aan de dader) of weten ze eronder uit te komen, in de wetenschap dat de dader zich dan op een ander gezinslid stort. 

 Een onmogelijk dilemma. Het kind dat in dit soort gruwelen verstrikt raakt, krijgt op den duur de overtuiging dat hij/zij (mede) verantwoordelijk is voor de misdaden van de beulen.



Een negatieve relatie is sterker dan een positieve


 De relatie tussen ouder en kind blijft bestaan, in de overtuiging dat het kind slecht en de ouders goed zijn. Een dergelijke band laat niet makkelijk los, integendeel, het wordt een stabiel element van de persoonlijkheidsstructuur, ook nadat er een einde aan de mishandelingen is gekomen. Volwassenen die als kind zijn mishandeld vinden zich nog minderwaardig en hebben schuld- en schaamtegevoelens die eigenlijk bij de dader thuishoren. 

 De kern, (dat hij/zij slecht is) waaromheen de identiteit zich vormt, blijft op volwassen leeftijd bestaan. Het wordt gecamoufleerd door de volhardende pogingen van de overlevende om zich goed te gedragen. Met als gevolg dat zij soms hun ouders liefdevol verzorgen, een efficiënte huishoudster worden, goede schoolprestaties leveren. Al deze taken met een perfectionistische ijver.

 Sommigen weten hierdoor goede resultaten te bereiken en carrière te maken, maar ze zijn echter op geen enkele maatschappelijke prestatie trots, want meestal beschouwen ze hun actieve zelf als onecht en oneigenlijk. De waardering van anderen sterkt een mishandeld kind alleen maar in de overtuiging dat niemand haar/hem werkelijk kent, want dat hij/zij anders uitgestoten en beschimpt zou worden. Zelf heb ik dat wel eens op de volgende manier verwoord, in een brief aan mijn geliefde:


 'Als je mij werkelijk leert kennen, 
ben ik bang, 
dat je erachter komt dat je denkt een vrouw te kussen,
 die een kikker blijkt te zijn. 
Zoals in het sprookje, maar dan omgekeerd. 
Ik wil jou niet vergiftigen met mijn gif.'



 Het mishandelde kind kan geen samenhangend zelfbeeld ontwikkelen, met gematigde deugden en aanvaardbare tekortkomingen. In een gezin waar mishandeld wordt, bestaan gematigdheid en aanvaarding niet. Het slachtoffer blijft een star, overdreven en gespleten beeld van zichzelf houden. In extreme gevallen leidt dat door het ontstaan van een gedissocieerde alter-persoonlijkheid. 

 Eenzelfde mislukte integratie (van het zelf) vind plaats in de relaties tot anderen. Soms tracht een kind een band in stand te houden met de ouder die zich niet schuldig maakt aan mishandeling. Het ontbreken van bescherming wordt goedgepraat, gebagatelliseerd, of toegeschreven aan hun eigen minder- waardigheid. 

 Meestal idealiseert het kind de ouder die hem/haar mishandelt en verschuift de woede naar de andere ouder. Zij voelen zich sterk verbonden met de dader, die perverse belangstelling voor hen heeft, terwijl de andere ouder als onverschillig wordt gezien. Vaak wordt dit ook nog bevestigd of versterkt door de dader. (je moeder is ziek, niet in staat tot….)

 Bij een zich normaal ontwikkelend kind ontstaat een veilig gevoel van autonomie, dat zij/hij op kan roepen als er problemen zijn. Wanneer er sprake is van chronische kindermishandeling kan zo’n beeld echter helemaal niet worden gevormd; het wordt herhaaldelijk op gewelddadige wijze tenietgedaan door de traumatische ervaringen. Deze kinderen blijven aangewezen  op externe bronnen van geruststelling en troost. Het resultaat is de paradox dat zij zich snel aan vreemden hechten, maar zich ook hardnekkig vastklampen aan de ouders die hen maltraiteren.


Chronische kindermishandeling heeft tot gevolg dat fragmentatie
(opgesplitst en op verschillende plekken opgeslagen)
een centrale rol speelt in de persoonlijkheid- structuur. 

Het bewustzijn verhindert een integratie(hereniging)van kennis, 
herinneringen, emoties en lichamelijke ervaringen. 
Het innerlijke zelfbeeld, voorkomt een eenheid in de identiteit. 


De fragmentatie van het beeld van anderen verhindert de ontwikkeling van een betrouwbaar onafhankelijkheidsgevoel, waarbij verbondenheid met anderen blijft bestaan. Deze complexe psychopathologie (geestesziekte) is al bekend sinds de tijd van Freud. (1933)



De aantasting van het lichaam


 Ofschoon een kind de mishandeling uit haar bewustzijn heeft gebannen of getransformeerd heeft, blijft het kind lichamelijk de effecten ervan ondervinden. De gehele biologische kringloop (slapen en wakker zijn, eten en uitscheiding) is verstoord. Als het bijvoorbeeld bedtijd wordt, ontstaan bij het kind vaak hevige angstgevoelens omdat er geen normaal ritueel van slapen gaan is, doordat de dader het verstoord door seks te willen, waardoor het kind niet tot rust kan komen, ook op de avonden dat er geen misbruik plaatsvindt. 

 Normale regulatie van de emoties worden eveneens verstoord door traumatische ervaringen, die herhaaldelijke angst, woede en verdriet oproepen (probeer dan nog maar eens gewoon te eten, als je weet dat elke beweging een aanleiding tot mishandeling kan uitlokken). Uiteindelijk leidt dit tot een afschuwelijk gevoel, wat men in de psychiatrie ‘dysforie’ noemt. (Dysforie is de geneeskundige term voor een sombere of prikkelbare stemming, die soms gepaard gaat met angst of rusteloosheid, is het tegengestelde van euforie).

 Mishandelde kinderen ontdekken op een gegeven moment dat de beste manier om met dit gevoel om te gaan een fysieke schok is. De meest ingrijpende methode om dit resultaat te bereiken is het doelbewust toebrengen van letsel aan jezelf. (automutilatie). Het verband tussen kindermishandeling en zelfverminking is inmiddels ruimschoots aangetoond. Overlevende die zichzelf letsel toebrengen vermelden stelselmatig dat er een toestand van ernstige dissociatie aan de handeling voorafgaat. 

 Depersonalisatie (is het gevoel buiten de werkelijkheid te staan. Voor iemand die aan depersonalisatie lijdt, lijkt het of hij een andere rol in de wereld speelt, vaag, als in een droom, onbelangrijk), derealisatie(vervreemding van de werkelijkheid) en gevoelloosheid gaan gepaard met een ondraaglijke gejaagdheid en drang om zichzelf fysiek geweld aan te doen. De verminking gaat door tot er een krachtig gevoel van kalmte en opluchting ontstaat; de fysieke pijn valt verreweg te verkiezen boven de emotionele pijn.


Zelf heb ik, 
in gesprekken met lotgenoten, 
geconstateerd dat er allerlei manieren zijn van zelfverminking, 
om uitdrukking aan hun geleden trauma te kunnen geven. 

Het aangaan van 'foute relaties', is daar één van, ook het ontwikkelen van destructief gedrag en slechte gewoonten. 

Verslaving is ook een veelvoorkomend probleem, terwijl men vaak zo de ene verslaving voor de ander inwisselt, 
dus niet werkelijk aan het middel zelf verslaafd is. 



 Angsten en fobieën, zijn een symptoom dat veelvuldig voorkomt bij slachtoffers, smetvrees, pleinvrees. Het niet kunnen stellen van grenzen, niet weten wat je werkelijk wilt, betekent vaak dat je leven bestuurt wordt door de gevolgen van het trauma, die altijd destructief zijn.

 In tegenstelling tot wat meestal wordt aangenomen, maken slachtoffers van kindermishandeling zelden gebruik van zelfverwonding om anderen te ‘manipuleren’ of om blijk te geven van hun geestelijke nood. Veel overlevenden ontwikkelen deze drang in een vroeg stadium, jaren voor hun puberteit en houden het lang geheim. Ze schamen zich vaak en hebben er een afkeer van. 

 Zelfverwonding is misschien wel het eest opvallende mechanisme dat troost moet bieden , maar het is slechts één uit vele. Laxeermiddelen, braken, dwangmatig seksueel gedrag, dwangmatig risico’s nemen, het zoeken van gevaar, drugs, zijn alle instrumenten die mishandelde kinderen gebruiken om hun emoties te reguleren. Op deze wijze proberen ze hun voortdurende dysforie te verdrijven. Tijdens de adolescentie nemen deze symptomen toe.

 Deze vormen van aanpassing (dissociatie, gefragmenteerde identiteit en regulatie van emoties) stellen het slachtoffer in staat om naar buiten toe de indruk te wekken dat alles normaal is. (ook naar zichzelf toe, trouwens).  De symptomen worden in de regel niet herkend. Zelden wordt de oorsprong ervan achterhaald. De meeste mishandelde kinderen bereiken de volwassenheid met hun geheimen intact.


Het kind als volwassene


Veel kinderen denken zich aan hun lot te kunnen onttrekken als zij maar eenmaal volwassen zijn. De overlevende echter, blijft wezenlijke problemen houden op het gebied van basisvertrouwen, autonomie en initiatief.

Zij zijn nog steeds in de ban van hun kinderjaren,
 bij pogingen een nieuw leven te creëren stuiten zij steeds weer op het trauma. 
Bij het aangaan, 
van een intieme relatie, 
laat de overlevende, 
zich leiden door de hunkering naar bescherming, 
zorg en wordt achtervolgd door de angst om in de steek gelaten of uitgebuit te worden. 



 Door de band met de partner te idealiseren, om zich zodoende te bevrijden van de angst, komt onherroepelijk het moment dat de uitverkorene niet aan de hooggespannen verwachtingen voldoet. Zelfs het minste blijk van geringschatting roept bij het slachtoffer de herinnering wakker aan het verwaarloosd en mishandeld zijn op.

 Bij overlevende ontwikkelt zich daarom een patroon van intense, onevenwichtige relaties, waar steeds weer op dramatische wijze een gevoel van redding, onrechtvaardigheid en verraad wordt herbeleeft. Het verlangen om de gevaarlijke situatie uit het verleden opnieuw te beleven om te zorgen dat het ditmaal goed afloopt, zal een slachtoffer er soms onbewust toe brengen de mishandeling of het misbruik te recreëren. Het risico om wederom slachtoffer te worden van misbruik/verkrachting (als volwassen vrouwelijke overlevenden) is tweemaal zo groot.


Een overlevende beschrijft het onophoudelijk geweld in haar leven:

 'Wat je denkt dat er gaat gebeuren, gebeurt uiteindelijk ook – het begint ermee dat je verwacht dat er geweld gebruikt zal worden, dat je geweld gaat gelijkstellen met liefde als je nog jong bent. Ik ben zes keer verkracht, als ik van huis was weggelopen of aan het liften was of ergens iets zat te drinken. Al die dingen samen maakten me een gemakkelijk doelwit. Het is afschuwelijk. Het idiote is dat ik eerst zeker wist dat (de verkrachters) me zouden vermoorden, want als ze me lieten leven, hoe konden ze dan vrijuit gaan? Uiteindelijk besefte ik dat ze zich nergens druk over hoefden maken; niemand zou er ooit iets aan doen, want ik had ‘erom gevraagd’.

 Dit reële verschijnsel dient met grote zorgvuldigheid te worden geïnterpreteerd. In psychiatrische kringen heeft al te lang dezelfde primitieve opvatting geheerst al in de samenleving in het algemeen, namelijk dat overlevenden ‘erom vragen’ mishandeld te worden. Veel overlevenden schieten op het punt van zelfbescherming zo ernstig tekort dat ze zich nauwelijks een situatie kunnen voorstellen waarin ze zelf bepalen of kiezen wat ze doen. Grenzen stellen blijft, ook als zij volwassen zijn, een groot probleem.


 Als gevolg van het dissociatieve coping-gedrag dat overlevenden zich eigen hebben gemaakt, zijn ze vaak geneigd sociale factoren die hen normaliter attent zouden moeten maken op gevaar negeren of bagatelliseren. De kans dat overlevenden van kindermishandeling het slachtoffer van anderen worden of zichzelf letsel toebrengen is veel groter dan de kans dat ze anderen tot slachtoffer maken. Door de diepgewortelde zelfhaat, zal de agressie zich tegen henzelf keren. 

 Een kleine minderheid van de overlevenden, meestal mannen, neemt de rol van dader over en re-creëert letterlijk de ervaringen uit zijn eigen kindertijd. In de meest extreme gevallen mishandelen overlevenden van kindermishandeling hun eigen kinderen of doen niets om hen te beschermen. 

 In tegenstelling tot de gangbare opvatting dat mishandeling en misbruik van generatie op generatie worden ‘doorgegeven’, mishandelen of verwaarlozen verreweg de meeste overlevenden hun kinderen echter niet. Het blijkt zelfs dat overlevenden vaak met hun kinderen meer zorg en bescherming omringen dan ze ooit ten behoeve van zichzelf hebben kunnen doen.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Deel 2

Deel 3

Deel 24