Deel 15

Traumatische tegen overdracht

 Naast dus de traumatische overdracht (zie deel 14), bestaat er ook een tegen overdracht. Trauma’s zijn besmettelijk, kun je zeggen. In dit hoofdstuk wordt telkens gesproken over de patiënt. Ik wil even duidelijk maken dat daarmee niet alle overlevenden/slachtoffers van chronische trauma worden bedoeld, maar alleen zij, die hulp hebben gezocht. Het gaat dan ook in dit hoofdstuk specifiek over de therapeutische relatie.



De therapeut kan last krijgen van de symptomen van een posttraumatische stress stoornis. 
Bij het aanhoren van het relaas van de patiënt. 

Als toehoorder wordt je getuige gemaakt van de gruwelen die de patiënt heeft moeten doorstaan. 

De betrokkenheid van de therapeut levert dus een zeker gevaar op voor haar/zijn eigen geestelijke gezondheid. 



Therapeuten die met deze patiënten werken hebben een duurzaam ondersteuningssysteem nodig, die deze gevaren onderkent. Zoals een overlevende niet zonder hulp kan herstellen, kan een therapeut niet zonder hulp een trauma behandelen.


Een voorbeeld van traumatische tegen overdracht bij therapeuten die met overlevenden van de holocaust werken:

 Er is een haast onpersoonlijke uniformiteit in de emotionele reacties van de therapeuten waargenomen. Volgens de observant (Danieli) is de holocaust zelf de primaire oorzaak van de reacties, niet de persoonlijkheid van de individuele therapeuten of patiënten. De therapeuten lijden niet alleen aan plaatsvervangende PTSS, maar heeft, net als de patiënt, last van een verstoord relatiepatroon. 

 Het steeds weer aanhoren van verhalen over wandaden en wreedheden tast onvermijdelijk het vertrouwen in de mens aan. Therapeuten worden angstiger, wantrouwiger of cynischer en pessimistischer. Ook de hulpeloosheid deelt de therapeut met het slachtoffer. Dit kan ertoe leiden dat de waarde van eigen kennis en kundigheid wordt onderschat en blind worden voor de sterke kanten en positieve mogelijkheden van de patiënt.

Het volgende verhaal illustreert hoe zoiets in zijn werk kan gaan:

 Irene, een vrouw van vijfentwintig, kwam voor behandeling met haar klachten die wezen op PTSS, gepaard gaande met een sterke mate van hyper-activering, dwangmatige symptomen en ernstige vervlakking. Deze vroeger sociabele vrouw had de meeste van haar activiteiten opgegeven en zat praktisch in huis opgesloten. 



Een jaar tevoren was ze tijdens een avondje uit bijna verkracht, 
sindsdien bestookte de dader haar, 
met obscene nachtelijke telefoontjes, 
waarin hij haar bedreigde. 


Hij volgde haar ook en hield haar huis in de gaten, 
ze verdacht hem ervan dat hij haar kat had afgemaakt. 


Ze was één keer naar de politie gegaan, 
maar had het idee dat die geen belangstelling voor haar probleem had omdat er ‘eigenlijk niets was gebeurd’.




 De therapeut identificeerde zich met Irenes frustratie en hulpeloosheid. Hij twijfelde aan het nut van een psychotherapeutische behandeling en beperkte zich in plaats daarvan tot het geven van praktische adviezen. Irene wees al zijn raadgevingen mismoedig af, zoals ze ook de raadgevingen van vrienden, familieleden en de politie had afgewezen. Ze was ervan overtuigd dat de dader toch aan het langste eind zou trekken, wat ze ook probeerde. De therapeut hielp ook niet; haar symptomen verergerden en ze begon melding te maken van gedachten aan zelfmoord.

 Toen de therapeut het geval besprak met zijn supervisor besefte hij dat hij net als Irene overweldigd was door een gevoel van hulpeloosheid. Daardoor had hij het vertrouwen verloren in het nut van luisteren, zijn meest wezenlijke vaardig- heid. Tijdens de volgende zitting vroeg hij of Irene ooit aan iemand het hele verhaal had verteld van wat haar was overkomen. Irene zei dat niemand het wilde horen; men vond dat ze zich er maar overheen moest zetten en weer normaal moest doen. 

 De therapeut merkte op dat Irene zich wel heel alleen moest voelen en vroeg of ze het idee had dat ze bij hem ook niet terecht kon. Irene barstte in tranen uit. Ze had inderdaad het gevoel gehad dat de therapeut niet wilde luisteren. Tijdens daaropvolgende zittingen deed Irene haar verhaal en geleidelijk aan namen haar symptomen af.


Wat is een goede therapeut voor mensen met PTSS


 Talloze doorgewinterde en ervaren therapeuten, die de grenzen van de therapeutische relatie normaal zonder meer in acht nemen, merken dat ze onder de zware druk van overdracht en tegen overdracht ongewild buiten het terrein van de therapie treden en zich bijvoorbeeld de rol van redder aanmeten. Er kan een situatie ontstaan waarbij de therapeut zelfs tijdens de vakantie of ’s avonds thuis telefoongesprekken voert met de patiënt. Zij leiden echter eerder tot een verslechtering dan een verbetering bij de patiënt.

 Naast de hulpeloosheid wordt ook de woede gedeeld. Deze woede van de therapeut is niet alleen op de dader gericht maar ook tegen toeschouwers die het lieten afweten, collega’s die geen begrip toten en tegen een samenleving in het algemeen. Ook kan het gebeuren dat de therapeut de woede van de patiënt te zeer toelaat (vanwege empathie) en zelf bang wordt voor de patiënt of een te tolerante houding aanneemt ten aanzien van de patiënt.


Wijs is te beseffen dat dit boek, 
trauma en herstel, 
geschreven is door een psychiater en deze kant van het werken met patiënten benadrukt. 
Voor de overlevenden is dat een soort extra moeilijkheid. 
In mijn vorige delen maak ik hier al kanttekeningen bij. 

Als je leest dat zelfs de meest ervaren en goede therapeut meegezogen kan worden in de dynamiek van het trauma, 
dan vraag je je af of er herstel mogelijk is, 
zeker omdat Judith zo benadrukt, 
dat het noodzakelijk is voor herstel. 


 Ik zal dan ook mijn eigen verwerking vertellen, waar geen therapeut of opname aan te pas is gekomen. Toch wil ik dit hoofdstuk wel geheel behandelen, omdat er goede tips instaan en ons, overlevenden, een kijkje geeft aan de andere kant; hoe is het om met ons het trauma te verwerken. Opvallend is natuurlijk wel dat Judith dit als eerste hoofdstuk van het herstel behandeld. (komen wij, lotgenoten, toch weer een beetje op de tweede plaats) Voel je vrij om dit deel later of helemaal niet te lezen.

 De traumatische  tegen overdracht blijft niet beperkt tot een emotionele identificatie met de ervaringen van het slachtoffer. In de hoedanigheid als getuige zit de therapeut verstrikt in het conflict tussen slachtoffer en dader. Hij/zij gaat zich niet alleen identificeren met het slachtoffer maar ook met die van de dader. De emoties die ontstaan bij identificeren met het slachtoffer zijn uiterst pijnlijk, maar bij identificeren met de dader nog afschuwelijker, want de identiteit als een zorgzaam en meevoelend mens komt op losse schroeven te staan. 


Het kan allerlei vormen aannemen. 

De therapeut kan bijvoorbeeld zeer sceptisch komen te staan tegenover het verhaal van de patiënt, 
of de mishandelingen gaan bagatelliseren of rationaliseren. 

Hij/zij kan bevangen worden door weerzin of afkeer voor het gedrag van de patiënt of extreem kritisch reageren, minachting gaan koesteren voor de hulpeloosheid van de patiënt. 


(ben toch blij dat ik het hier behandel, want heb lang gedacht, toen ik nog verplicht hulpverlening toeliet, dat het iets met mij persoonlijk te maken had...)

 Er kunnen momenten van oprechte haat ontstaan, dat ze het liefst van de patiënt af willen. Ten slotte kan een therapeut een voyeuristische opwinding ervaren, gefascineerd en zelfs seksueel geprikkeld raken. Dit laatste komt veel voor, voornamelijk bij mannelijke therapeuten met vrouwelijke patiënten die hebben blootgestaan aan seksueel geweld.

 Tot slot zijn er ook nog reacties die geen verband houden met de dader of het slachtoffer, maar die van de ongeschonden toeschouwer (de getuige). De meeste diepe en universele is een soort schuldgevoel. Dit schuldgevoel is de meest voorkomende emotionele reactie van tegen overdracht en wordt geconstateerd bij mensen die werken met overlevenden van alle trauma’s. 

Richard Korver en Margreet Visser in Pauw & Witteman (19-03-2012) Zaak Robert M.


 Zoals overlevenden van een ramp, die zich afvragen waarom zij niet dood zijn. Ook schuldgevoel omdat in sessies met de patiënt die weer door die “hel” moet. Extra complicaties op het vlak van tegen overdracht zijn te verwachten bij complexe PTSS, zeker als de patiënten als kind langdurig zijn mishandeld, reageert de therapeut aanvankelijk soms meer op het gestoorde relatiegedrag van de overlevende dan op het trauma zelf. De mogelijkheid bestaat zelfs dat het niet tot de patiënt doordringt dat de problemen worden veroorzaakt door mishandeling in de kindertijd, maar al te vaak dringt dat ook niet tot de therapeut door.

 Het dilemma of ouders het misbruik wat hun kind of kinderen hebben ondergaan, waaraan zij geen cognitieve herinneringen hebben (gezien hun jonge leeftijd), wel of niet aan deze kinderen moet worden verteld. Met name Witteman was in de overtuiging dat wat niet weet, wat niet deert. Maar ook Korver wist te melden dat er geen onderzoek naar was gedaan en de deskundigen het er ook niet over eens zijn. (dus zonder onderzoek, toch al kibbelen...en het denken te weten)
Er is wel onderzoek dat er raakvlakken mee heeft, inmiddels.
Waarom is het eigenlijk nog niet echt onderzocht?

 Nou laat ik dan zeggen dat ik denk dat er bij overlevenden weinig discussie over is. Natuurlijk moeten we dat weten, want er is onherroepelijk schade aangericht, ook al wordt het de kinderen nooit verteld. Gelukkig gaf Mevr. Visser een ander geluid, maar die is dan ook  werkelijk een deskundige, in tegenstelling tot Korver of Witteman samen, als het om trauma’s gaat. Het is belangrijk te beseffen wanneer iemand vanuit zijn vakkennis praat of alleen maar zijn eigen mening geeft.

 Hier sluit ik dan maar weer mee af. Mijn eigen verhaal over mijn verwerking komt hierna, want anders worden de delen wel erg lang.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Deel 2

Deel 3

Deel 24