Deel 5

Verlies van verbondenheid



Traumatische gebeurtenissen tasten fundamentele menselijke relaties aan. 
Ze maken inbreuk op familie, vriendschap, liefde en gemeenschapsbanden. 
Zij brengen ernstige schade toe aan het zelf dat in relatie met anderen wordt gevormd en in stand gehouden. 

Zo begint hoofdstuk drie. 
In deze paar zinnen gaat een wereld schuil.
Het eerste wat je als kind meemaakt zijn je ouders/verzorgers, daar wordt de basis gelegd, vanwaar uit je de wijde wereld intrekt. 


 Het vertrouwen in relaties wordt verworven tijdens de vroegste jeugd en het ondersteun de mens in zijn verdere levenscyclus. In situaties van doodsangst grijpen mensen spontaan terug naar hun eerste bron van troost en bescherming. Als hier geen antwoord op komt wordt het basisvertrouwen vernietigd. 

 Getraumatiseerde mensen voelen zich volstrekt in de steek gelaten. Voortaan is iedere relatie, van intieme familie, tot abstracte sociale contacten doortrokken van een gevoel van vervreemding, van verlies van verbondenheid. In verbondenheid met anderen ontwikkelt zich jezelf. Je waarden en normen, je gevoel van veiligheid en vertrouwen. Als kinderen al vroeg in hun leven geconfronteerd worden met machtsmisbruik, kan dat zelf zich niet goed ontwikkelen. 

 Voor volwassenen, die niet ernstig zijn getraumatiseerd, is het al moeilijk als zij bijvoorbeeld worden beroofd of als er bij hen wordt ingebroken. Zij zijn echter in staat het te plaatsen in hun eigen kader van hoe dingen behoren te zijn. Bij kinderen ontbreekt dat kader als zij al op jonge leeftijd te maken krijgen met wreedheden.

 Traumatische gebeurtenissen schenden de autonomie (eigenheid) van de persoon op het niveau van de fundamentele lichamelijke integriteit. Het lichaam wordt overweldigd, gewond, onteerd. Daarbij komt dat het standpunt van het individu (slachtoffer/overlevende) per definitie niet telt. Het vernietigd het standpunt dat je jezelf kunt zijn in relatie tot anderen. Hierdoor is men snel geneigd tot gevoelens van schaamte en twijfel.

 In een normale ontwikkeling wordt een kind gestimuleerd tot een positief zelfbeeld, toenemende competentie en groeiend vermogen tot het nemen van initiatief. Bij slachtoffers werkt het tegenover gesteld. Zij/hij mag nog zo dapper en vindingrijk zijn geweest, doch niet bij machte de ramp te voorkomen. Schuld-en minderwaardigheidsgevoelens zijn, onder slachtoffers, universeel. De illusie koesteren dat men anders en beter had kunnen handelen is wellicht draaglijker dan te moeten erkennen dat men volslagen hulpeloos was. Het schuldgevoel is nog groter als men getuige is geweest van gruweldaden.

 Trauma’s drijven mensen ertoe hechte relaties te ontvluchten en er tegelijk wanhopig naar op zoek te gaan. De verstoring van het basisvertrouwen, schuld, schaamte en vrees voor herinneringen aan het trauma maken dat mensen zich terugtrekken. De angst echter versterkt de behoefte aan bescherming en geborgenheid. De dialectiek (systematische manier van denken) van het trauma werkt niet alleen door in het innerlijke leven van de betrokkene, maar ook in de persoonlijke relaties. Deze dingen wisselen zich af waardoor een instabiel leven volgt. 

Het vermogen tot intimiteit wordt aangetast door intense en tegenstrijdige behoeften en angsten. 
De identiteit die voorafgaand aan het trauma is opgebouwd gaat teloor. 
Je wordt nooit meer de persoon die je was voor de ramp.
 In geval van jonge kinderen is er nog geen sprake van een eigen identiteit. 
Logisch is dan ook dat trauma’s op zulk jonge leeftijd de ontwikkeling van identiteit verstoren. 
Je weet immers nog niet hoe het hoort, je weet niet dat het anders kan. 
Je beseft niet wat er fout gaat. 


 De behoefte om je veilig te voelen overweegt. Daarom neem je aan dat het juist is wat er met je gebeurt. Dat je ouders en/of verzorgers het beste met je voor hebben. Hierdoor raak je in totaal conflict met je eigen instinctieve neiging tot zelfbescherming. Zonder de woorden ervoor te hebben, zonder enig ander ijkpunt, is het onmogelijk in dat conflict te kiezen voor een zelf dat zich nog maar nauwelijks heeft ontwikkelt.

 Verlies van deze verbondenheid, van het op elkaar betrokken zijn, blijft het hele leven een rol spelen. Terwijl het de smeerolie is van het leven. Het maakt het aangaan en onderhouden van vriendschappelijke contacten tot een rit in een achtbaan. Zakelijke contacten, zoals bij sollicitatie of het omgaan met de nodige instanties een voortdurend koorddansen. De autoriteit die deze uitstralen zijn vaak een trigger (herinnering) aan het trauma.



 Ik vergelijk het jong getraumatiseerd raken als het ontbreken van een fundament. Deze kinderen bouwen hun huis op drijfzand, lang nadat zij al volwassen zijn. Mede omdat het een vergeten geschiedenis is geworden, weten zij niet eens meer dat zij dat doen en waarom zij dat doen. Laat staan dat zij er verandering in kunnen aanbrengen. Alleen in relatie tot anderen kan men tot herstel komen, maar juist dat vertrouwen is er niet meer.

 Zelf heb ik het meest te kampen gehad met het verlies van vertrouwen in mijzelf, waardoor ik mezelf constant in de wielen reed. De angst een fout te maken zorgde er voor dat ik een akelige perfectionistische houding aan nam. Daar natuurlijk nooit aan kon voldoen. De lat bij mijzelf en anderen extreem hoog legde. Dit kwam voort uit het idee dat ik dacht dat het mijn eigen schuld was dat ik in een instelling was terecht gekomen (waar ik structureel misbruikt werd, en andere kinderen met mij). Doch dan hakt het gebrek aan verbondenheid erin. 

 Om toe te moeten kijken hoe een ander kind verkracht wordt en welke gevoelens dit bij jezelf te weeg brengt. (blij dat het niet mij overkomt). De machteloosheid en tevens de lafheid, die je jezelf kwalijk neemt. Zo is er zelfs een pijnlijke kant aan de confrontatie met lotgenoten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Deel 2

Deel 3

Deel 24